Oefeningen NT1 – Tussenniveau – Werkwoorden                

 

 

 

1. Tegenwoordige tijd (TT)

 

ik- vorm

 

jij-vorm

 

hij-vorm

 

Enkelvoud (ik, jij, hij)

 

TT in enkelvoudige zinnen

 

 

 

2. Voltooid deelwoord (VD)

 

 


Tegenwoordige Tijd (TT)

ik-vorm                                                                                                                resultaat

1. Typ de stam

 

 

2. Typ de stam

 

 

3. Typ de ik-vorm in de zin

 

 

4. Typ de ik-vorm in de zin

 

 

 

 

Tegenwoordige Tijd (TT)

jij-vorm                                                                                           Resultaat

1. Typ de jij-vorm  (let op de plaats van het woord 'jij')

 

 

2. Typ de jij-vorm

 

 

 

 

Tegenwoordige Tijd (TT)

hij-vorm                                                                                         Resultaat

1. Typ de hij-vorm

 

 

2. Typ de hij-vorm

 

 

 

 

Tegenwoordige Tijd (TT)

Enkelvoud (ik, jij, hij)                                                                   Resultaat

1. Typ het werkwoord

 

 

2. Typ het werkwoord

 

 

 

 

Tegenwoordige Tijd (TT)

Enkelvoudige zinnen                                                                  Resultaat

1. Klik op het juiste werkwoord

 

 

2. Typ de juiste vorm van 'worden'

 

 

3. Typ d, t of dt

 

 

4. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

5. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

6. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

7. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

8. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

9. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

10. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

11. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

12. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

13. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

14. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

15. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

16. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

17. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

18. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

19. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

20. Typ de juiste vorm van het werkwoord

 

 

 

 


2.  Voltooid deelwoord                                                                Resultaat

 

1. Typ het VD

 

 

2. Typ het VD

 

 

3. Typ het VD

 

 

4. Typ het VD